Actualiteit

Afschaffen expertisenetwerken

Kevin Van Eenoo |

Op woensdag 26 november 2014 maakte de Minister van Onderwijs haar intentie bekend om in het kader van de besparingen van de Vlaamse Regering de werking van de Expertisenetwerken voor lerarenopleidingen stop te zetten in 2015. Dit ondanks haar beleidsbrief waarin het belang van professionele en kwaliteitsvolle lerarenopleidingen wordt benadrukt. De expertisenetwerken werden in 2007 bij decreet opgericht, vanuit de overtuiging dat kwalitatieve lerarenopleidingen een belangrijk fundament zijn voor goed onderwijs.

De recente beleidsevaluatie van de lerarenopleidingen getuigt van de kwaliteit van de expertisenetwerken en het regionaal platform. In het rapport Biesta, G., e.a., 2013 staat te lezen: “De ENW/RPs worden positief ervaren in het veld en hebben een positieve impact op samenwerking en coördinatie van lerarenopleidingen”. Ook internationaal worden de expertisenetwerken, enig in Europa, gewaardeerd als good practice (rapport Europese Commissie - link niet langer beschikbaar). Bovendien leveren lerarenopleidingen al enkele jaren in, o.a. door de afschaffing van de financiering van de mentoruren. Net nu lerarenopleidingen in de beleidsnota van de Minister Crevits voor nieuwe uitdagingen staan, wordt hun voornaamste ondersteuning geschrapt.

De afgelopen zeven jaar hebben de expertisenetwerken ingezet op professionalisering van lerarenopleiders en de kwaliteitsverbetering van lerarenopleidingen. We bereikten hiermee 3000 lerarenopleiders, 1000 mentoren en talrijke leraren. De projecten leverden een honderdtal publicaties en ontwikkelde materialen - zoals instaptoetsen, mentorenopleidingen, remediëringspakketten, vakdidactische handleidingen, uniforme stageformulieren … - op voor het onderwijsveld.

Conclusie: het afschaffen van de expertisenetwerken = bruggen opblazen tussen lerarenopleidingen. Professionalisering, samenwerking en innovatie in de lerarenopleidingen worden fundamenteel bedreigd.

De expertisenetwerken en het regionaal platform dragen in belangrijke mate bij aan:

  • de persoonlijke en teamgerichte professionalisering van lerarenopleiders via studiedagen, begeleidingstrajecten, seminaries, inspiratiedagen, workshops, masterclasses;
  • de ontwikkeling van expertise op het vlak van de uitdagingen voor lerarenopleidingen vandaag: superdiversiteit, meertaligheid, nieuwe technologieën, vakdidactiek en de praktijkcomponent;
  • het binnenbrengen van onderwijsonderzoek in de lerarenopleidingen;
  • de uitwisseling van expertise tussen de lerarenopleidingen onderling, en met externe partners;
  • beleidsvoorbereidend werk: toekomst lerarenopleiding, task force stage …;
  • het overleg tussen de lerarenopleidingen. De expertisenetwerken vormen het enige overlegplatform in Vlaanderen dat geïntegreerde en specifieke lerarenopleidingen samenbrengt. Zij vormen de enige schakel tussen de verschillende lerarenopleidingen als neutrale, veilige en bemiddelende instantie; dit geldt in het bijzonder voor de lerarenopleidingen van de cvo's die niet via VLIR of VLHORA kunnen participeren aan de beleidsontwikkeling;
  • de samenwerking met onderwijsactoren buiten de lerarenopleidingen: dialoog tussen het werkveld, onderwijskoepels, pedagogische begeleidingsdiensten en lerarenopleidingen, ook op lokaal vlak;
  • de samenwerking met actoren van andere beleidsdomeinen. Vanuit de expertisenetwerken  knopen lerarenopleidingen relaties aan met organisaties op vlak van doelgroepenbeleid, armoedebestrijding, cultuur, uitvalpreventie, jeugdbeleid …;
  • het leren van en met elkaar in een internationale context.

U kunt uw ongenoegen uiten over het afschaffen van de expertisenetwerken door bovenstaande brief te ondertekenen. Klik hier om de petitie te signeren.

Update: 31 maart 2022

Nieuwe brochure over het M-decreet

Kevin Van Eenoo |

In mei hadden we het in dit artikel al even over het M-decreet.

Die M staat voor 'maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften'. Het decreet zet een grote stap richting inclusief onderwijs.

Klasse heeft nu de brochure 'Update: M-decreet' gepubliceerd voor ouders en leerkrachten met antwoorden op vaak gestelde vragen.

In de brochure (die je gratis kan raadplegen en downloaden) vind je antwoorden op onderstaande vragen:

  • Waarom verandert het onderwijs voor leerlingen met een beperking?
  • Wat zijn de krachtlijnen van het M-decreet?
  • Welke maatregelen zijn er en wanneer gaan ze in?
  • Wat is redelijk?
  • Hoe schrijven leerlingen zich in?
  • ...

Meer informatie: Klasse reeks over het M-decreet.

M-decreet: klaar voor inclusief onderwijs?

Kevin Van Eenoo |

Op 12 maart 2014 werd het M-decreet gestemd in het Vlaams Parlement. Die M staat voor 'maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften'. Het decreet zet een grote stap richting inclusief onderwijs.

Waarom dit decreet?

Het decreet kwam er omdat Vlaanderen momenteel koploper is in het aantal leerlingen dat school loopt in het buitengewoon onderwijs, terwijl er sinds 2008 een nieuw wettelijk kader is opgebouwd dat het recht vooropstelt van leerlingen met een beperking op redelijke aanpassingen in het gewoon onderwijs. Dat wettelijk kader bestaat uit:

  • het decreet voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid (2008);
  • de goedkeuring door de Belgische overheden van het VN-verdrag inzake rechten van personen met een handicap (2009);
  • het nieuwe M-decreet (2014).

Invoering?

Vanaf het schooljaar 2015-2016 zullen de maatregelen geleidelijk ingevoerd worden. Leerlingen die voorafgaand aan dat schooljaar al in het buitengewoon onderwijs zijn ingeschreven, kunnen hun traject afwerken in het buitengewoon onderwijs.

Er komen ook begeleidende maatregelen:

  • vanaf 1 september 2014 zal het samenwerkingsverband van netgebonden pedagogische begeleidingsdiensten (SNPB vzw) 70 extra competentiebegeleiders inzetten om samen met de 470 reguliere begeleiders de scholen en leerkrachten te begeleiden;
  • er start ook een inclusienetwerk waar alle ouders en scholen bij kunnen aankloppen met specifieke vragen over inclusieve trajecten;
  • de nascholing op initiatief van de overheid zal tijdens de schooljaren 2015-2016 en 2016-2017 in het teken staan van inclusief onderwijs.

Veelgestelde vragen

Dit nieuwe decreet brengt heel wat vragen met zich mee zoals: "Waarom inclusief onderwijs?", "Is er genoeg draagvlak?", "Wanneer is iets een onredelijke aanpassing?", enzovoort.

Op de website van Onderwijs Vlaanderen en in Klasse vinden we 20 veelgestelde vragen voor leerkrachten en scholen en ook 15 veelgestelde vragen voor ouders.

Het werkveld

Koppen bracht dit actuele thema in beeld door een bezoek aan Ter Bruyninge. In de reportage wordt de vraag gesteld of  het gewone onderwijs wel klaar is voor deze veranderingen. Update maart 2018: de reportage in niet meer beschikbaar via de website van VRT NWS.

Bronnen: Onderwijs Vlaanderen en De Redactie/VRT NWS

UPDATE "Nieuwe brochure over het M-decreet": klik hier

Geen vak informatica meer in TSO en BSO

Kevin Van Eenoo |

We leven in een gemediatiseerde wereld waarin zowat iedereen gebruik maakt van ICT. Die informatie- en communicatietechnologie hebben we ook steeds vaker nodig in onze professionele werkomgeving. Het is belangrijk om daar in het onderwijs voldoende aandacht aan te schenken, want we willen uiteraard jongeren vormen die goed kunnen functioneren in de maatschappij en klaar zijn voor de realiteit die hen na de studies wacht.

Beslissing van het VVKSO: de feiten

Helaas denken de leerplancommissies van het VVKSO (Vlaams Verbond van de Katholieke Secundaire Scholen) daar anders over. Zij schrappen de aanbeveling om één uurtje informatica te geven uit de lessentabellen van het TSO en BSO. Volgens Chris Smits, secretaris-generaal van het verbond Katholiek Onderwijs, omdat leerlingen in de eerste graad secundair voldoende gewerkt hebben aan hun ICT-vaardigheden en -competenties. Verder is men van mening dat ICT geïntegreerd kan worden in andere vakken en dat leerlingen op die manier voldoende ICT-vaardigheden bijleren.

Dat deze beslissing stof doet opwaaien bij veel (onderwijs)mensen hoeft niemand te verwonderen. Het VVKSO voelde zich, kort na alle commotie in de media, genoodzaakt om een extra nieuwsflits te publiceren waarin het ingenomen standpunt verduidelijkt wordt. Er wordt uitgelegd dat het statuut van het vak informatica niet wijzigt in hun lessentabellen. Het vak behoort in de niet-handelsrichtingen van het TSO en BSO (net als in het ASO) tot het complementaire gedeelte van de lestabellen. Het grote verschil met de situatie tot vandaag, is dat informatica niet meer als keuzevak gesuggereerd wordt.

Scholen zijn dus vrij om toch nog een wekelijks uur informatica op te nemen in het lessenrooster, maar ze mogen vanaf volgend schooljaar een eigen beleid voeren wat die keuze betreft.
De vraag is of men dit vanaf 1 september 2013 ook zal doen. Wanneer lessentabellen een vak suggereren, zijn scholen geneigd om dat advies te volgen. Waarom zou men dit nog doen als de leerplancommissies het vak informatica niet langer als waardige aanbeveling beschouwen?

Leerplannen informatica

In de discussie over het al dan niet afschaffen van het vak informatica blijft men te vaak aan de oppervlakte. We bekijken eerst even de inhouden zoals ze nu aangeboden worden.

Tweede graad BSO

In het leerplan voor de tweede graad BSO (VVKSO) worden eerst een aantal redenen opgesomd waarom men tot op heden sterk aanbeveelt om het vak informatica op te nemen in het wekelijkse lessenrooster:

  1. men streeft bij de leerlingen van de eerste graad B-stroom de vakoverschrijdende eindtermen ICT na, maar die zullen niet altijd bereikt worden. We kunnen er dus vanuit gaan dat heel wat leerlingen de nodige ICT-basiskennis en -vaardigheden nog niet of in onvoldoende mate onder de knie hebben;
  2. heel wat vakgerichte software vereist achterliggende ICT-competenties en functionele ICT-kennis;
  3. sommige leerlingen hebben buiten de school niet de mogelijkheid om hun ICT-vaardigheden verder te ontwikkelen. Hierdoor worden hun kansen beknot op een volwaardige participatie aan de huidige geïnformatiseerde maatschappij;
  4. in de meeste vakken, bij projecten, presentaties, de GIP, ... is een grondige basiskennis van ICT onontbeerlijk;
  5. bij deze leerlingen is het gebruik van ICT bij het "leren leren" een belangrijke ondersteuning.

Bovenstaande items tonen aan waarom het vak informatica nodig is binnen de tweede graad BSO. Kritische lezers zullen sommige punten misschien in twijfel trekken. Zo zijn er waarschijnlijk mensen die ervan overtuigd zijn dat iedereen tegenwoordig toegang heeft tot een computer en (supersnel) internet. Toch is er veel sociale diversiteit en kunnen heel wat kansarme gezinnen zich deze luxe niet veroorloven.

Als we de inhouden bekijken, merken we meteen dat informatica meer is dan enkel werken met de toepassingspakketten. Er werden negen basiscompetenties opgenomen die elke leerling dient te bereiken:

  1. computerapparatuur functioneel verkennen en gebruiken;
  2. besturingssysteem efficiënt gebruiken en aanpassen;
  3. bestands- en schijfbeheer eenvoudig, veilig en functioneel toepassen;
  4. teksten doeltreffend maken, opmaken en structureren;
  5. het internet veilig, gericht en efficiënt verkennen en gebruiken;
  6. een rekenblad doelgericht gebruiken en opmaken;
  7. een gegevensbank doelgericht raadplegen en gebruiken;
  8. presentaties goed en functioneel opstellen en weergeven;
  9. multimedia-gegevens aanpassen en geïntegreerd gebruiken. 

Tweede graad ASO-KSO-TSO

In de inleiding van het leerplan voor de tweede graad ASO-KSO-TSO (VVKSO) lezen we dat het geen zin heeft om de leerlingen vaardigheden aan te bieden die sterk tijdsgebonden zijn, omdat ze op de arbeidsmarkt geconfronteerd zullen worden met totaal nieuwe situaties. Het is volgens dit leerplan wel belangrijk om kennis, vaardigheden en attitudes aan te leren die transfereerbaar zijn naar andere situaties en contexten, en die generatief zijn. M.a.w. in zich het vermogen dragen om in nieuwe situaties nieuwe kennis, vaardigheden en attitudes te ontwikkelen.

Belangrijk is dat men het ook hier heeft over de sociale diversiteit. Uit onderzoek blijkt dat 3 op 100 leerlingen thuis niet over een pc beschikken en dat er een groot verschil is in de aanwezige hard- en software (MICTIVO-rapport). De cijfers zullen vandaag waarschijnlijk al gunstiger zijn, maar het onderstreept nogmaals dat we rekening moeten houden met de sociaal zwakkere groepen in onze samenleving.

Uit dat rapport blijkt trouwens ook dat 67,4 % van de leerlingen de pc dagelijks gebruiken voor vrije tijd en slechts 15,1 % voor schooldoeleinden. Thuis leren ze m.a.w. niet meteen de basiskennis ICT/informatica die onontbeerlijk is voor de integratie van ICT in de vakken en het gebruik ervan op de arbeidsmarkt.

Opnieuw wordt hier aangetoond dat informatica noodzakelijk is om de werkpunten op het gebied van ICT-kennis, -vaardigheden en attitudes weg te werken. Het vak is er immers om de bestaande skills verder uit te diepen en te vervolmaken. In het leerplan wordt o.a. veel aandacht besteed aan het trainen van de leerlingen in mediawijsheid omwille van het toenemende belang van internet, sociale netwerken, Web 2.0, ...

Dit leerplan bevat 9 competenties. De leerling kan:

  1. op een probleemoplossende manier met toepassingsprogramma’s werken;
  2. bronnen veilig, gericht en efficiënt exploreren en interpreteren;
  3. verwerkte gegevens doelgericht voorstellen;
  4. multimediaal materiaal aanpassen, hanteren en integreren;
  5. veilig en functioneel gegevens raadplegen, delen en uitwisselen;
  6. hard- en software efficiënt beoordelen in functie van het gebruik;
  7. een document doeltreffend structureren en opmaken;
  8. een rekenblad doelgericht gebruiken;
  9. algoritmisch denken.

ICT-integratie

Is het mogelijk om alle inhouden uit deze leerplannen te integreren in andere vakken zoals nu geopperd wordt? Voor sommige competenties is dit misschien mogelijk, maar wie even verder kijkt zal merken dat dit niet voor alle doelstellingen het geval is. Inhouden i.v.m. netwerken, hard- en software, algoritmisch denken, ... zijn bijvoorbeeld al heel wat moeilijker om een plaatsje te geven binnen andere vakken.

Een keuze voor het vak informatica sluit ICT-integratie niet uit natuurlijk! Elke leerkracht zou in staat moeten zijn om met zijn leerlingen aan ICT-competenties te werken, maar daar knelt het schoentje vaak. Heel wat leerkrachten hebben zelf nog werk om die ICT-vaardigheden te verwerven die ze nodig hebben om aan de slag te gaan en dat probleem zal zichzelf niet oplossen naarmate er een nieuwe generatie leerkrachten zich aanmeldt. In de lerarenopleiding merkt men dat instromende studenten onvoldoende ICT-competenties bezitten om al hun taken als leerkracht uit te voeren, laat staan dat ze al de nodige didactische capaciteiten hebben om ICT te integreren in hun lessen. De houding ten opzicht van ICT is ook zeer verschillend. We krijgen te maken met digital natives, maar lang niet iedereen is overtuigd van de mogelijkheden die technologie aan leerkrachten kan bieden.

In de lerarenopleiding van HoGent proberen we dit op te vangen met lessen ICT voor elke leerkracht in opleiding. In het eerste jaar krijgen ze de nodige ICT-competenties mee. In het tweede jaar werken we vervolgens aan de didactische ICT-kennis die elke leerkracht nodig heeft.

Al zijn leerkrachten met de nodige competenties nog geen garantie op succes, want ze hebben vaak te weinig tijd in de klas om aandacht te besteden aan ICT. Verder ontbreekt dikwijls de nodige infrastructuur. De meeste scholen bezitten wel pc-lokalen (soms met verouderde hardware), maar in de klaslokalen is de ICT-ondersteuning meestal vrij beperkt.

Het gevaar bij een geïntegreerde aanpak zonder specifieke lessen informatica is dat ICT op langere termijn waarschijnlijk "weggeïntegreerd" zal worden.

Besluit

Scholen blijven vanaf 1 september 2013 best inzetten op lessen informatica in de tweede graad BSO en TSO. De bagage die de leerlingen in deze lessen meekrijgen bieden de beste garantie op ICT-integratie in de andere vakken.

Op het web

Jongeren kunnen niet meer zonder internet

Kevin Van Eenoo |

Driekwart van de jongeren zou niet meer kunnen leven zonder internet, dat is de conclusie van een ondervraging van het Gentse bedrijf Trendwolves. Zij ondervroegen meer dan 26000 jongeren in Europa naar hun online gedrag.

Het resultaat werd gisteren op de De Standaard Online geplaatst.

Geen wereldschokkend nieuws, al lijkt de bedenking van De Standaard lezeres Kirsten Boddaerd mij wel terecht:

Jongeren kunnen wel zonder Internet zoals een normale volwassene zonder internet kan. Alleen gaat men dat natuurlijk niet zeggen als de mogelijkheid nog bestaat. Als ik iedereen vraag 'Kunt u zonder Internet?' dan zegt iedereen: 'Nee'.
Verhuis eens en ga naar een appartement zonder connectie (want telenet nog niet gebeld): ziedaar, het ongelooflijke mirakel voltrekt zich. U kunt zonder Internet. Wat die jongeren dus willen zeggen is: 'ik wil niet zonder Internet'. Er is een groot verschil tussen wat De Standaard kopt en de realiteit zeg maar. Tenzij natuurlijk dat al die jongeren verslaafd zijn en ontwenningsverschijnselen vertonen bij het missen van Internet...

De meeste jongeren zullen uiteraard geen ontwenningsverschijnselen vertonen bij het ontbreken van het internet, al zullen fervente internetgebruikers toch uitkijken naar de periode waarin ze wel weer online kunnen gaan. Het is een situatie die sowieso door de huidige maatschappij in de hand wordt gewerkt. Wie bijvoorbeeld terugkomt van een internetloze vakantie, zal na die periode waarschijnlijk heel wat e-mails terugvinden in het Postvak IN. Zeker wanneer e-mail deel uitmaakt van de activiteiten die de persoon beroepshalve uitvoert.

Ook het onderwijs stimuleert die digitale evolutie door gebruik te maken van ELO's (elektronische leeromgevingen zoals Smartschool, Dokeos, EloV, ...) die leerlingen en studenten liefst dagelijks controleren. Toch kunnen we dit niet vergelijken met de lokroep van de sociale netwerken. Voor heel wat mensen is het internet op dit moment gelijk aan Facebook, Netlog, ... Leerkrachten zullen dit probleem waarschijnlijk herkennen, want het is een hele opgave om leerlingen met het internet te laten werken, zonder dat er een sociaal netwerk opduikt op het scherm. Sommige leerkrachten vinden dit een echte pest, anderen proberen dergelijke sociale netwerken in positieve zin aan te wenden. Al heeft die laatste groep nog niet zo heel veel succes.